Wij Lees meer

Wij; beschrijving van tentoonstelling

 

Beschrijving van de voorstelling

Als de toeschouwer aankomt op de locatie ziet hij een ronde houten constructie met allemaal deuren. Rondom de constructie staat een cirkel van 16 stoelen, voor elke deur een stoel. Hij wordt een stoel aangewezen. Hem wordt gevraagd of hij bang is in het donker, claustrofobisch en of zijn telefoon uitstaat. Dan mag hij naar binnen. De stoel waarop hij zit wordt op de juiste hoogte gezet, zodat hij zijn eigen ogen kan zien in een rechthoekig balkje van glas. Het balkje beweegt heel langzaam naar links. Voor hem is een zwart raam, zonder glas. De deur gaat dicht, het licht langzaam uit. Het is aardedonker. In de verte is iets te zien. Eerst onherkenbaar. Langzaam wordt een gezicht en profil zichtbaar. Dan verschijnt rechts een gezicht, ook en profil, dichterbij. De twee gezichten (beide met gesloten ogen), gescheiden door een dunne lijn zijn tegelijkertijd zichtbaar, totdat het tweede gezicht in zijn geheel voor de toeschouwer geschoven is. Enkel het gezicht is zichtbaar.Dan schuift er een zwart vlak voor de toeschouwer, zodat zijn raam helemaal bedekt is. Vanuit het pikkedonker doemt een gezicht op, het komt steeds dichterbij, totdat het recht voor je staat, precies dan opent de performer haar ogen. Ze kijkt, zonder te zien, glimlacht. Als zij weer naar achteren loopt, wordt de volgende ruimte zichtbaar. De toeschouwer ziet hoe een vrouw, ook naar achteren loopt. Als de hele ruimte zichtbaar is kijkt de vrouw hem recht aan. Haar gezicht wordt helder belicht, alsof er licht door een raam valt.

Ze kijkt weg, ze loopt naar voren, de toeschouwer ziet haar even niet, ze kijkt hem weer aan. Als de toeschouwer recht voor de vrouw geschoven is, komt ze langzaam naar hem toe, steekt haar hand door het raam, klikt met een dimmer een lamp aan. De toeschouwer wordt belicht, een moment ziet zij hem helemaal. Zij loopt naar achter en verdwijnt in het donker. Als de toeschouwer gewend is aan het licht dat in zijn ogen schijnt ziet hij iets wits achter het raam. Als hij goed kijkt ziet hij een wit echt konijn. Het konijn verdwijnt en opeens schuift er vanaf rechts een hoofd voor de toeschouwer, heel dichtbij.

Het hoofd van de vrouw lijkt te zweven en kijkt hem recht en bestuderend aan. Zij begint te beschrijven, eerst globaal, dan gedetaillerder, tot aan rimpeltjes en moedervlekjes toe. Zij reageert op veranderingen in het gezicht en neemt die mee in haar beschrijving. Dan schuift ze weg naar links. Een grote lege zwarte ruimte is zichtbaar, vanuit de verte komt een stem steeds dichterbij. Vanaf rechts kijkt een vrouw je aan. Ze zegt: “Ik weet niet hoe je hierheen kwam, met de fiets, alleen of met een geliefde. Ik weet niet of je moeder dezelfde krullen heeft als jij. Ik weet niet waarom je moet lachen.” Het is geen vaststaande tekst, de vragen die ze stelt komen op door wat ze bij de toeschouwer ziet. Als ze links bijna uit het zicht van de toeschouwer is stelt ze haar laatste vraag: “ik weet niet wie je bent” . De toeschouwer zit even allen als er voor zijn raam een glasplaat wordt gezet. Hij ziet zichzelf. Na even naar zichzelf gekeken te hebben, ziet hij achter zijn ogen een ander paar ogen verschijnen. Zijn gezicht versmelt langzaam met het gezicht van de performer in de verte, totdat het helemaal zichtbaar is en recht voor de toeschouwer staat. De toeschouwer en de performer kijken elkaar recht aan. Na een tijdje doet de performer het licht langzaam uit, haalt de glasplaat weg. De toeschouwer is alleen in de zwarte ruimte. Rechts in het raam verschijnt het langwerpige balkje en het licht gaat langzaam aan.

Na een tijdje gaat de deur langzaam open, de voorstelling is afgelopen.